Ik deel hieronder de vijftien learnings (klein of groot) die ik voor mezelf meeneem uit het boek. Sommige zijn nieuw, andere zie ik graag bevestigd.
- Om op te blijven hameren: leren is een middel, en geen doel. Het doel is – in mijn woorden – nog meer, beter, aangenamer, efficiënter, … de bedoeling (lees: missie) van de organisatie waar te maken.
- “Bij leren is een verandering op lange termijn, zichtbaar in ons gedrag of in onze omgeving, veroorzaakt door een ervaring (context).” Een definitie om te laten sudderen.
- Een Personal Learning Network is onontbeerlijk om kennis te vinden, op te slaan en te delen zodat ons werk er baat bij heeft. ‘Levende bronnen’ op wiens expertise je kan vertrouwen, zorgen voor versnelling en verdieping van je persoonlijke ontwikkeling. Ik voeg daar graag aan toe: mensen wiens advies je ter harte neemt én wiens betrokken confrontatie (spiegeleffect) je invloed laat hebben. Het connectivisme – als leertheorie – leert ons dat leren inhoudt dat we bepaalde ‘nodes’ (punten in het netwerk) of bronnen van informatie met elkaar verbinden. Volgens mij onderbenutten we vaak nog de kracht van ons netwerk bij leer- en veranderprocessen.
- Gamification – het toepassen van game-elementen in een niet-game-context – heeft de kracht van serious games onderuit gehaald. Boude stelling. Wie die kracht wilt ontdekken, kan starten bij games als
- Bury me, my Love (over de vluchtelingencrisis in Syrië. Hier vind je een kadering binnen godsdienstonderwijs.
- SPENT (over armoede)
- My child lebensborn (over het lot van nazi-kinderen).
- Klassikaal leren is niet per definitie slecht, mensen leren wél graag (volgens de auteur als het leren voldoet aan de Mastery, Purpose en Autonomy van Daniel Pink) en zelfsturing komt niet vanzelf. Vooral dat laatste wil ik onderstrepen. Lerenden zomaar aan het stuur van hun ontwikkeling zetten, is onrecht doen aan wat mensen nodig hebben om zelfsturend te worden. Voorwaarden zijn oa beschikken over de noodzakelijke kennis, de verwachte vaardigheden, een gewenste richting, …
- Vermeulen legt een heel mooi linkje tussen de (on)zin van het werken met best practices en het Cynefin model. Het Cynefin model biedt inzicht in de complexiteit van materie. Simpel gezegd is de boodschap van de auteur: het gebruik van best practices werkt voor simpele problemen, daar waar de relatie tussen oorzaak en gevolg duidelijk en voorspelbaar is. Voor ingewikkelde en zeker voor complexe problemen is dat copy pasten nonsens. Daar heb je ‘emergent practices’ nodig. En voor wie dat een jeukwoord vindt: hoe complexer, hoe meer je te experimenteren en al doende te leren hebt, en hoe minder geijkte recepten werken.
- Dat we leerstijlen, 21st century skills en neurostuff met een stevige korrel zout moeten nemen, wist ik al. Wat nieuw was, waren denkfouten zoals het bandwagon-effect, de Semmelweiss-reflex, Hick’s Law en The law of the instrument. Dat laatste valt samen te vatten als: a fool with a tool, is still a fool + A cry for tools, is a need for skills.
Spijtig wel dat zowat alles in het Engels beter klinkt 😉 - Googlen maar want er blijken drie soorten cognitieve (over)load te bestaan: intrinsic cognitive load, extranous cognitive load en germane cognitive load. Weer in het Engels! En weer iets geleerd!
- Self-directed learning gaat nog verder dan self-regulated learning. Bij self-directed learning doet de lerende het volgende:
- initiatief nemen, met of zonder hulp van anderen
- leernoden diagnosticeren
- leerdoelen formuleren
- menselijke en materiële bronnen identificeren om te leren
- gepaste leerstrategieën kiezen en implementeren
- de leeruitkomsten evalueren en bijsturen
Een stevige boterham! Self-regulated learning is eerder de uitvoering van een van de doelen of taken. Meer op microniveau dus. Maar vooral: terug naar het punt over ‘de lerende aan het stuur’!
- Interessant om te onthouden uit het hoofdstuk ‘praktische frameworks en modellen’:
- The 5 moments of need
- Decisive dozen
- Seek – Sense – Share
- LTEM, in het bijzonder als alternatief voor het model van Kirckpatrick
- Er bestaat zoiets als leesbaarheidssoftware om je schrijfsels te controleren op … leesbaarheid. Getipt: Flesch Kincaid, Gunning Fog-index en SMOG-index.
- Patti Shank haalt heerlijk de mythe onderuit dat we ‘tegenwoordig toch alles gewoon kunnen opzoeken in onze Google-cultuur’. Opzoekbare informatie (look-up) mag en kan, “als deelnemers tijd hebben om dat te doen, als ze weten wat ze precies moeten opzoeken, als ze zullen begrijpen wat ze opgeschot hebben en als die informatie regelmatig wijzigt. Zodra dat niet het geval is, is eieren in de mand leggen van ‘dat kunnen ze opzoeken’ gevaarlijk.” Dan ben je gebaat bij Remembering-information.
- Hoofdstuk 11 is een ode aan kleine ideeën met impact. Ik onthoud het leertoilet 🙂
- Een L&D’er creeërt waarde door te doen wat geen enkele zoekfunctie op het www vooralsnog écht kan: de kwaliteitsstandaard zijn. Vermeulen wijdt een hoofdstuk aan wat prima leesvoer is voor elke L&D’er om te reflecteren over zijn of haar professionele meerwaarde. Denk aan alternatieven bedenken voor die vreselijke SMILE-sheets, KPI’s anders invullen, kijken naar training als een oplossing voor EEN DEEL VAN de problemen die mensen ervaren (en dus niet de heilige graal), informatie vlot toegankelijk maken zodat het kennis kan worden, enzovoort.
- Deze waarheid als een koe wil ik in mijn voorhoofd bewaren: het is pure quatsch om de waarde van een diploma te minimaliseren omdat Marc Zuckerberg en Steve Jobs er geen hebben. Dan komt de Schoolmaker in mij naar boven: leve het formeel leren, leve een schoolloopbaan waardoor je kan floreren, dankzij en niet ondanks het onderwijs dat je genoten hebt.
Veel leesplezier!
Dit is het volgende L&D boek op mijn stapel.
Saskia Vandeputte
Vermeulen, Mathias (2021). 99 problemen en L&D is er (g)een van. Brugge: Die Keure.