Net zoals ik van dankwoorden in boeken hou, geniet ik van afstudeerspeeches waarin iedereen bedankt wordt. Zij die mee hebben (op)gevoed, begeesterd en gevormd. Zij die mee financieel hebben gesteund. Zij die mee hebben gesupporterd en gevierd.
It takes a village to educate a student. Rondom elke leerling of student zit een kluwen aan relaties die gunstige (en soms ongunstige) invloed uitoefenen.
Zonder al die verbindingen zou die lerende niet slagen. Wij zijn gekleurd door talloze systemen waar we deel van uitmaken. We groeien op in ons oersysteem, ons gezin van oorsprong. Daarna kiezen we in zekere mate zelf van welke systemen we deel uitmaken. We vormen vriendengroepen, kiezen hobby’s, gaan studeren, bouwen aan een gezin, zoeken een werkplek. Universeel maken we deel uit van een mensensoort met wie we een kwetsbare planeet delen. Dat is nogal wat, als je er even bij stil staat. Ik hang samen met iedereen op deze planeet. Onbevattelijk maar waar. Amor mundi, liefde voor de wereld, zo beschrijft Caroline Pauwels het “geloof dat mensen onlosmakelijk met elkaar en met de natuur verbonden zijn en elkaar ook nodig hebben om mens te kunnen worden”.
Onze systemische verwevenheid heeft grote impact. We moeten het doen met wat elk systeem ons geeft. Zo worden we groot, dankzij, en soms ondanks wat we krijgen. Onze verwevenheid met een groter geheel, in tijd en in ruimte, niet erkennen, is schadelijk.
Dan krijg je kansrijke afgestudeerden die vinden dat ze hun diploma of hun eerste job louter aan zichzelf te danken hebben. Irritant is dat.
Sandell noemt dat terecht de tirannie van verdienste in zijn gelijknamige boek. In die meritocratische logica heb je succes (en falen) zelf verdiend, en wordt het samenspel van factoren zoals sociaal kapitaal, toeval, geluk, genetische aanleg,… geminimaliseerd of genegeerd. Zo’n overtuigingen zorgen voor disbalans in geven en ontvangen, voor miskenning van wat je niet onder controle hebt en in het slechtste geval voor uitbuiting van relaties of van onze aarde. Ik vind het bevrijdend om te erkennen dat we invloed ondervinden van álle systemen waar we deel van uitmaken, of ze nu gekozen of opgedrongen zijn. Dat zorgt voor gezonde hechting, en op die manier voor veerkracht, zuurstof en zorgzaamheid.
Geen enkele verwezenlijking is van iemand alleen. Altijd stonden er anderen mee aan de wieg, aan de zijlijn, aan de knoppen. Altijd hebben anderen mee uitgevonden of bijgedragen. Altijd hadden we anderen nodig om te geraken waar we nu zijn.
Het idee dat dingen onze persoonlijke verdienste zijn, wordt door Rebekka de Wit heerlijk onderuit gehaald. “Maar toen ik nadacht over hoe je onze afhankelijkheid zou kunnen verbeelden, kwam ik al vrij snel tot de vaststelling dat we geneigd zijn alles waarin we afhangen van elkaar – bijvoorbeeld de ideeën die we krijgen (niet hebben), de dingen die we moesten leren en nu kunnen – te vergeten en toe te schrijven aan een individuele overwinning. Wellicht omdat onafhankelijk zo de bedoeling is dat we dus vervolgens al onze ervaringen en verwezenlijkingen als een persoonlijke verdienste verpakken. Ook voor onszelf.” Daarna volgt een beschrijving van een schitterend experiment. De Engelsman Thomas Thwaites probeerde een jaar lang zonder hulp van anderen een broodrooster te maken. In een TEDTalk beschrijft Thwaites hoe hij de toaster ontleedt tot op het bot en dan verwoede pogingen doet om al de onderdelen from scratch zelf te maken. Hij eindigt acht maanden en tienduizend pond later, met een broodrooster die het meteen begeeft. Wat een prachtige ode aan de collectieve merite! We teren op eeuwen en eeuwen wijsheid, van ontelbare levende wezens voor en naast ons. Ik vind dat een geruststellende gedachte.
Mijn ouders typeren mij als een kind dat nogal overtuigd ‘ik kan dat zelf’ poneerde. Ik herken dat stellig stemmetje, dat prille streven naar onafhankelijkheid in mijn dochter.
Zelfstandig worden is een ontwikkelingsopgave. We willen dingen alleen kunnen en voorbij onze opvoeders groeien.
De dag waarop je je ouders overklast, is de dag waarop je weet dat je echt volwassen bent geworden. In de loop van ons jonge leven slingeren we voortdurend langs de as van afhankelijkheid en onafhankelijkheid. We trekken alleen de wereld in, en komen terug naar de veilige thuishaven als de wereld ruwer blijkt dan gedacht. We wentelen ons in zorg, steun en liefde, en krijgen tegelijk een schop onder de kont om het nest uit te vliegen. Zodra we (jong)volwassen zijn, vult het grote Zelf onze verdere levens. We zoeken verder naar zelfstandigheid, zelfredzaamheid, zelfsturing, zelfbeschikking. In die zoektocht naar het zelf, verliezen we de ander soms uit het oog. Als ik mezelf red, en stuur, en over mezelf beschik, waar is de ander dan gebleven? Hoe maken we onze keuzes, onze twijfels, onze verlangens, onze ideeën, onze plannen ‘van ons samen’ in plaats van ‘van onszelf’? Hoe erkennen we dat er meer is dan wat er ontstaat bij jou, óf bij mij? Als we vast zitten in ikkigheid, dan laten we niks groeien in de tussenruimte, tussen ons. Nochtans is er zoveel dat we niet zomaar kunnen beschrijven als ‘van jou’ of ‘van mij’. Er wordt zoveel geboren, daar, in wat we ‘relatie’ noemen. Als een kind twee ouders heeft, van wie is dat kind dan?
Ook op onze werkplek ijveren we voor onze zelfbeschikking want vrijruimte om zelf te denken en zelf te doen, motiveert ons. We willen liefst geen bazen meer die ons bevelen. Ik ook niet, anders zou ik geen zelfstandige geworden zijn. Dus doe ik mee aan het zo decentraal mogelijk ontwerpen van organisaties. We houden het auteur- en eigenaarschap zo dicht mogelijk bij diegene die de gevolgen van de beslissingen ondervindt. Hoe meer ik daarmee bezig ben, hoe meer ik een consequentie zie opduiken die schromelijk wordt onderschat.
Het proces van invloed nemen op besluitvorming gebeurt veel subtieler, in veel meer richtingen, en door veel meer mensen. Als er geen duidelijke baas meer is, wie heeft het dan voor het zeggen? Wie beslist over dat wat we met elkaar te regelen hebben?
Het is een illusie om te denken dat, als wederzijdse beïnvloeding vrij spel krijgt, dit puur op basis van ratio, argumentatie of objectiviteit verloopt. Wij zijn mensen. Wij zijn emotionele wezens gedreven door verlangens en behoeften. En dus spelen er tussen ons groepsdynamische principes, en is er de hang naar hiërarchie. Want onze inborst roept om ranking: we willen weten wie er bovenop de berg staat en we willen leiders die ons inspireren en verantwoordelijkheid nemen. Dat is een oeroude antropo-logica. Zet ons in een groep, en we we kijken omhoog. Nieuwe organisatiemodellen die geënt zijn op principes van zelfsturing, autonomie en medezeggenschap dagen dit hiërarchisch leiderschap uit . Ik sta daarbij en ik kijk daarnaar. Ik zie hoe we zitten te wringen met invloed (of noem het macht) en met status. We willen een leider, want ranken zullen we, en we willen hem ook niet, zelfstandig en zelfredzaam als we zijn! Ranking is een wetmatigheid: elk systeem (organisatie, groep) wilt een vorm van ordening om te kunnen bestaan. Het is de reden waarom we bij een tweeling vragen wie van de twee de oudste is. We zijn wat het Noorden kwijt. Hoe meer hiërarchie verdwijnt, hoe meer ons eeuwenoud kompas om ordening aan te brengen, tilt slaat. Je kan dan wel de oudste in dienst zijn, dat geeft je niet langer alle recht van spreken. Je kan dan wel een functietitel hebben, hier beslist iedereen mee op basis van competenties. Own your rank is een lastige opgave als je (hiërarchisch) leiderschap wilt opnemen op een werkplek of in een gezin waar een lichte allergie aan sturing heerst. Leanne Steeghs & Siets Bakker verwoorden het zo: “een van de meest destructieve handelingen van een leider is zeggen: ‘Ik ben van jullie, wij zijn gelijken. Dat is namelijk niet waar.”
In moderne settings met gedeeld leiderschap is invloed nemen én invloed van anderen toelaten daarom een nuttig en noodzakelijk vermogen. Het is een politieke vaardigheid die we te leren hebben, want simpel is het niet.
Het vraagt – om maar iets te zeggen – een enorme kwaliteit van gespreksvoering en sociale slimheid. In organisaties waar besluitvorming steeds meer gespreid wordt, zijn we sterk afhankelijk van elkaars goodwill en capaciteit om op een mature manier met wederzijdse beïnvloeding om te gaan. Spannend, boeiend, lastig. We hebben niet langer één baas, en tegelijk zijn we ook niet gewoon allemaal onze eigen baas. We zijn samen baas. Daarin zitten veel kansen om ons positief afhankelijk te tonen. Evengoed draagt het veel valkuilen in zich om vast te zitten in de ikkigheid, of om jezelf te verliezen in doorgeschoten afhankelijkheid.
Ik ken mensen die tegen alles en iedereen ja zeggen. Uit enthousiasme, of omdat ze te veel schrik of te weinig moed hebben om nee te zeggen.
Rabiate ja-zeggers maken mij achterdochtig. Je zou bijna verlangen naar een nee, want wat is hun ja nog waard?
Op alles ja zeggen, leidt tot een inflatie van relaties. Met een nee toont dat je bereid bent om dingen op te geven. Het maakt die ja des te kostbaarder. Je hebt niet iedereen warm of dichtbij te houden. Je hebt ook niet van iedereen afhankelijk te zijn. Kiezen van wie je afhankelijk bent, is winnen.Een andere manier om door te schieten in afhankelijkheid is door zelf geen verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen gedrag. Wie geen verantwoordelijkheid neemt, stelt zich op als slachtoffer. Je hebt mensen die van alles het slachtoffer zijn: het weer, de file, de drukte van hun kinderen, de cadeau’s die ze wel of niet krijgen, wat hun buren doen of laten, … Ze hebben last van slachtofferitis. Ze hebben meestal ook een ‘heel zwaar leven’, in de betekenis zoals Brigitte Kaandorp dat zo heerlijk bezingt. Ze zagen, en in hun gezaag, zoeken ze voortdurend bevestiging, en stellen ze zich behoeftig op. Behoeftigheid is de overtreffende trap van afhankelijkheid. Het is té. Daar waar positieve afhankelijk omslaat in de negatieve variant. Ik beschouw het als de plek waar mensen hun verantwoordelijkheid ontlopen omdat ze hun aandeel in de situatie, en in de relatie, en het effect van hun eigen gedrag ontkennen, negeren of minimaliseren net omdat ze zich te afhankelijk opstellen.
Onderliggend aan ons streven naar onafhankelijkheid, ligt een behoefte aan vrijheid in de zin van ‘je goesting mogen doen zonder inperking van anderen, met als grens daar waar je anderen schaadt’. Dat is een vrij egocentrische, liberale invulling van het begrip vrijheid. Annelien De Dijn werpt een heel ander licht op vrijheid vanuit historisch perspectief, met name de vrijheid om mee invloed te kunnen nemen, de vrijheid om als burger mee deel te kunnen nemen aan het democratisch bestel en zo bij te dragen tot (het besturen van) de samenleving Dat is een veel meer collectief gepresenteerde vorm van (politieke) vrijheid.
Ergens onderweg zijn we ‘de vrijheid om je goesting te doen’ als een hoog goed gaan zien.
Ik heb zelf naar die vrijheid verlangd. Ik heb mij vrij gespeeld, zodat ik vrij kon zijn. Toch is dat soort vrijheid op zich een lege doos. Onlangs nam ik mijn vrouw mee naar de dokter. Ik was zo blij dat ze mee was. Ik had een heikel probleem en het laatste wat ik wou was mij vrij voelen om alleen naar de dokter te gaan. Vrijheid is goed, maar heeft op zich geen waarde. Vrijheid alleen maakt onvrij. Ik wou me verbonden voelen. Ik wou een dierbaar iemand nabij die mij door en door kent en er samen met mij en voor mij, kon zijn. Iemand van wie ik invloed kon en wou toelaten. Het idee dat ik met mijn profiel sociologisch wellicht deel uitmaak van de groep strong, independent women kon me gestolen worden . Ik was kwetsbaar, en in kwetsbaarheid heb je geen bal aan vrijheid als dwingende norm. “Politieke vrijheid is geweldig. Maar persoonlijke, sociale en emotionele vrijheid – als ze een ultiem doel wordt – is absoluut klote.” declameert Brooks. Vrijheid is zoiets als zwemmen in een oceaan in je blootje. Het voelt heerlijk, en na 10 minuten wil je terug het bootje in, om terug te varen naar een veilige haven en voet aan wal te zetten. Het is maar weinig avonturiers gegeven om de oceaan te bestieren, vrank en vrij, in hun eentje.
Terwijl ik dit schrijf, bedenk ik mij: is het omdat ik de luxe van vrijheid ken dat ik haar tekortkomingen zo fel voel? Misschien komt daar de nuance vandaan. Ik wil vrij zijn van de ander én ik wil de ander nodig hebben, en ik wil mij nodig voelen. Echte vrijheid is mensen om je heen hebben die je mag beïnvloeden, en door wie je beïnvloed wilt worden. “Self-love is less about the ability to withstand loneliness or establish independence and more about awareness and acceptance of our incompleteness. It’s about letting others love us even when we feel unlovable because their version of us is often kinder than our own.” Dat zijn de woorden van Ester Perel.
Zelfliefde is de ander jou graag laten zien, inclusief je tekortkomingen. Zelfliefde heeft dus weinig te maken met jezelf los wringen van de ander, dan wel met je in je eigen onvolmaaktheid verbinden tot de ander.
Daarom hoe ik zo van trouwceremonies. Ik ben fan van het huwelijk als afhankelijkheidsverbond, als feest van de liefde, en als ritualisering van het gevoel dat mensen elkaar nodig hebben om – voor elkaar – de beste versie van zichzelf te worden. Laat dat een moderne invulling van het huwelijk zijn.
Zoals vrijheid de driver is voor onafhankelijkheid, is verlangen de diepste drijfveer voor afhankelijkheid. Verlangen zorgt voor hechting. Het zorgt ervoor dat we ons vast klikken aan een een zaak, een job, een plek, een organisatie, een medemens.
Verlangen maakt van ons huwelijk meer dan een contract, van onze vriendschap meer dan een handige deal.
Verlangen drijft op verwevenheid. Het leidt ons naar emotioneel engagement, het verkleint afstand. Elke vorm van waarlijk commitment begint met verlangen, met een aspiratie om iets in beweging te brengen. Als ik rond mij kijk, zie ik dat het uitdagend is om dat soort verlangen te behouden. Op één of andere manier vlakken we af. We lopen met ouder worden het risico op acedia: we doven stilaan uit, we verliezen onze motivatie, we sluiten ons af van wat ons pijn of plezier kan doen. Dit is hoe ik naar het leven kijk: berusting is goed, passie is beter. Ik krijg meer dan eens het devies om wat afstand toe te voegen aan mijn passie. Begrijpelijk, in passie verlies je jezelf. En toch vind ik die wens naar begeerte zo schoon. Het is wat ons mens maakt. Dat we verschillig zijn, dat de dingen ons kunnen schelen. Het is die fuck you tegen onverschilligheid die mensen met vuur op barricades doet staan. Andere mensen staan daar regelmatig een beetje meewarig of cynisch naar te kijken. Terwijl je evengoed kan denken: laat ze maar strijden voor de goede zaak, het maakt hen geëngageerd, het maakt hen verbonden, het maakt dat ze met zijn hart en ziel connecteren en niet alleen met hun hoofd. En het is net dat wat we nodig hebben: vanuit goesting om deel te zijn van iets, van een groter geheel, en dus om anderen nodig te hebben om daar te samen te geraken, daar waar je nooit op je eentje geraakt.
Een verweven leven leiden maakt je kwetsbaar.
Ondanks de popularisering van het begrip ‘kwetsbaarheid’ door Brené Brown, blijkt er soms te veel ego in de weg te zitten om jezelf open en eerlijk te durven tonen, in zijn volledigheid, als mens, ook als je geen controle hebt over hoe dit zal overkomen. Het doet me denken aan leerlingen die roepen dat hun huiswerk stom is, eerder dan toe te geven dat ze het niet begrijpen of schrik hebben om het niet te kunnen. Het gezichtsverlies dat ze zo bij hun peers lijden, is meestal te groot. Ik kan dat begrijpen. Op een bepaald punt in je leven ben je zo afhankelijk van je leeftijdsgenoten voor je eigen identiteit, dat je de domste dingen zegt of doet. Toch is formele volwassenheid geen garantie op een gezond ego. Mensen met een verwrongen ego laten zich vaak kennen door kritiek te uiten vanop de zijlijn. Soms mompelend, pruttelend bijna; soms hevig stampend en schreeuwend. Of je nu tussen je tanden praat of in een megafoon ratelt: langs de zijlijn is het veiliger dan op het speelveld. De kans is er kleiner dat er een bal in je gezicht knalt, dat je lot mee bepaald wordt door je medespelers of dat je dankzij een prachtige voorzet de kans, en dus de verantwoordelijkheid, krijgt op voor jouw ploeg een doelpunt te maken. Langs de zijlijn ben je gedeconnecteerd van wat er op het veld gebeurt. Je bent wel ergens deel van de ploeg, maar je speelt niet mee. Je roept, of je kijkt toe en denkt er het jouwe van. Zonder oprechte en wezenlijke relatie komt zo’n kritiek van opzij bijna altijd ongemeen hard aan, hoe waardevol de feedback in essentie ook is.
Een ongezond ego zorgt zo voor wantrouwen en frustratie. Eerder dan te leunen op de ander om samen te kunnen scoren, is de egoïst bezig met zijn eigen imago, met zichzelf in psychologische veiligheid brengen (hoewel hij dat wellicht niet toegeeft) of met te zeggen hoe de veldspelers het beter kunnen doen.
Zelfingenomenheid zorgt dus voor vervreemding, met jezelf en met de ander. Wie zichzelf louter in een pose toont, gaat uit verbinding. Je deelt niet echt wat er met je omgaat, je vlucht naar een plek waar je gezien wordt maar jezelf niet moet laten zien. Zo werkt elke verslaving, of je nu workaholic bent, verslingerd aan gokken of verslaafd aan jezelf. Je geraakt verwijderd van je eigen behoeften en emoties. Laat staan dat je ze nog kan uiten. Een gezond ego doet het tegenovergestelde: het is dienend voor een kwetsbare levenshouding. Je durft het risico lopen om op het speelveld te stappen. De zekerheid op winst heb je nooit. En toch vertrouwt iemand met een matuur ego erop dat hij kan bijdragen, wetend dat niemand onmisbaar is, maar iedereen het verschil kan maken. Daarvoor heb je een bepaalde zelfzekerheid nodig. Wie die mankeert, durft zich evenmin te tonen. Zo staat ook een (te) klein ego in de weg van positieve afhankelijkheid. Net omdat mensen met een te klein ego te weinig geloven dat ze iets bij te dragen hebben. Hoewel maatschappelijk beter aanvaard, is die misplaatste bescheidenheid even vervelend en onproductief als het fenomeen van de opgeblazen kikker. Wie heeft er immers iemand nodig die zichzelf niet naar waarde schat? Wie wilt op het speelveld staan met iemand die zijn of haar eigen aandeel niet ziet in een succeservaring, die geen verdienste kan nemen, geen complimenten kan aanvaarden? Iemand die zichzelf ongepast klein maakt, houdt daarmee ook de ander klein, en daarmee vaak het gezin, de organisatie of een ander systeem waar hij deel van uitmaakt. We miskennen het probleem dat ‘jezelf niet tonen’ op die manier innovatie, creativiteit en kwaliteitsverbetering fnuikt.
Vanuit een gezond ego, een mooi evenwicht tussen de terechte credits opstrijken en evengoed credits op de hoed van een ander (en van geluk!) steken, deel je meer, spontaner en uitgebreider. Je toont wat je – jij én de anderen – hebben verwezenlijkt, en wat je kan ‘aanbieden’.
In het beste geval stel je zo je wijsheid ten dienste van de ander, en van het geheel, in plaats van je materiaal, je kunde, je inzichten te verstoppen onder een laag ineffectieve nederigheid. Het opent de weg naar meer leren, als individu en als organisatie. Mensen de kans geven om jou nodig te hebben, maakt deel uit van de doorontwikkeling van het ‘zelf’. Het is een vorm van je kwetsbaar opstellen die ervoor zorgt dat je de collectieve intelligentie kan aanboren, om zo van 1 plus 1 drie te maken. Modest zijn is deugdzaam, zolang het geen straalangst wordt. Gepaste fierheid zorgt ervoor dat ook anderen kunnen blinken, en dat gemeenschappen en organisaties kunnen groeien.
Mijn liefde voor verwevenheid maakt dat ik het lastig heb met het concept freelancer. Ik ben het even geweest maar ik heb het statuut even makkelijk verlaten als ik het aangenomen heb. Dat toont dat ik er niet warm van word. Het voelt me te losjes, te vrijblijvend. Dankzij Brooks kan ik er de vinger op leggen: het gaat om het willen beklimmen van de tweede berg. Brooks beschrijft hoe het op de eerste berg in ons leven om onszelf draait, en op de tweede berg om anderen.
Op de eerste berg ben je ambitieus, strategisch en onafhankelijk. Op de tweede berg ben je relationeel, intiem en volhardend.
Mensen op de tweede berg zijn diepgeworteld en intens verbonden. De tweede berg gaat over een hoger doel bereiken, en over je afhankelijkheid omarmen. Het gaat over het aangaan van diepgaande verbindingen, eerder dan van losse relaties. Als freelancer zit je op de eerste berg. Op de tweede berg is er meer engagement. Brooks neemt me de woorden uit de mond. “Deze mensen houden niet altijd alle opties open om op elk moment te kunnen doen waar ze zelf zin in hebben. Ze hebben posities ingenomen. Mensen op de tweede berg zijn een verbintenis aangegaan met één van deze vier zaken: een roeping, een echtgeno(o)t(e) en gezin, een levensfilosofie of geloof, of een gemeenschap.” Verbintenissen aangaan is een stevige klus, en tegelijk leidt het naar een vervullend leven. Je zou kunnen denken dat mensen die diepe verbintenissen aangaan met (een hoger) iets of iemand in hun leven, nooit falen en nooit botsen. Niets is minder waar. Het hoort erbij, het maakt hen mens. Het eigene aan mensen op de tweede berg is net dat ze zo wijs zijn (en dat heeft niets met leeftijd te maken) dat ze vallen en opstaan, en er uit leren. En dat ze durven conflict aangaan. Ze kijken recht in de spiegel, eerlijk met zichzelf en met anderen, net omdat ze niet gericht zijn het nastreven van hun persoonlijk geluk, maar op iets dat hen onderliggend – of bovenliggend zo je wil – betekenis geeft.
Een freelancer – in de zuivere zin van het woord – stelt zich eerder ten dienste van zichzelf dan van het grotere geheel.
Daarmee schiet ik niet op de zelfstandigen die als paddestoelen uit de grond rijzen (ik ben er zelf één). Alleen is het binnen dat zelfstandigenschap wel de moeite om te zoeken hoe zelfontplooiing, individuele vrijheid en zelfverwezenlijking hand in hand kunnen gaan met de relationele en verbindende mentaliteit van de tweede berg, om in de metafoor van Brooks te blijven. Zo rijmen we zelfstandig zijn met wederzijdse positieve afhankelijkheid.
In mijn ervaring gaat het zo: wie het hardst roept dat hij autonoom wilt zijn, is in de realiteit vaak het meest afhankelijk van het initiatief, de goedkeuring en de erkenning van de ander.
De roep om verregaande autonomie verstopt niet zelden lage eigenwaarde en geringe zelfsturing. We willen sterke, onafhankelijke wezens zijn. En als het erop aankomt, hopen we stiekem dat de ander voor ons beslist.
Of we wachten zolang totdat de situatie voor ons beslist heeft, en we in een hoekje zijn geduwd. Waarna we in dat hoekje zitten te kniezen, en de weg open ligt om ons als slachtoffer te gedragen, in plaats van iemand die verantwoordelijk is voor zijn eigen doen en laten. Vaak is zwaaien met het recht op autonomie een leeg statement. Iets dat je in theorie graag afdwingt, maar dat in praktijk verdomd lastig blijkt. Zelfbeschikking komt met een enorme verantwoordelijkheid, en de vraag is of het niet überhaupt beter, effectiever, logischer is om verantwoordelijkheid eerlijk en transparant te delen, in plaats van kost wat kost autonomie als summum te zien. Interdependente relaties overstijgen in kwaliteit die relaties waarin autonomie het leidmotief is.
Ik probeer met dit pleidooi in eerste instantie mezelf iets duidelijk te maken. Namelijk dat tevredenheid niet louter voortkomt uit de vrijheid om je eigen keuzes te kunnen maken. Finaal leidt dat soort vrijheid tot leegte. In de alleenigheidhuist een vacuüm. Dus ja, we worden massaal zelfstandig, of zelfstandige, om te kunnen gaan en staan waar we willen. Alleen wil ik daar niet alleen eindigen. Dan wordt ‘alleen’ al snel eenzaam. En in de eenzaamheid voel ik mij machteloos, en al zeker niet vreugdevol. Hoe zou het zijn om te vieren dat we autonoom-in-verbinding zijn? Om te omarmen dat we afhankelijk zijn van anderen en hen de kans te geven om afhankelijk te worden van ons? Pas in relatie kan onze autonomie floreren.
Saskia Vandeputte
Dankbaar voor deze bronnen:
Brooks, D. (2020) De tweede berg. De zoektocht naar een zinvol leven. Amsterdam: Spectrum.
Bakker, S. & Steeghs, L. (2015) Systemisch wijzer. Zaltbommel: Thema Uitgeverij.
Brown, B. (2013) De kracht van kwetsbaarheid. Amsterdam: A.W. Bruna Uitgevers.
De Dijn, A. (2021). Vrijheid. Een woelige geschiedenis. Amsterdam: Alfabet Uitgevers.
De Wit, R. (2019) Afhankelijkheidsverklaring. Amsterdam: Atlas Contact.
Pauwels, C. (2019) Een ode aan de verwondering. Gent: Academia Press.
Perel, E. Letters from Esther #8: The myth of self love.
Sandell, M. (2020) De tirannie van verdienste. Utrecht: Uitgeverij Ten Have